Heil! onzen nieuwen Hoofdman

(Ter gelegenheid van het Feestmaal, door hem aan de leden van Sint-Jorisgilde, van Brecht, aangeboden, op Drie-Koningendag 1937.)

I

D’aloude Sint-Joris Gild
Die was zoo wijd te niet.
Maar op ‘ne zekeren schoonen dag,
Hielp hij ze uit ‘t verdriet.
D’aloude Gild herleefdeweer
En bloeide voort en voort,
Nocht last, noch moeite spaarde hij,
Tot allerbest akkoord.

REFREIN

Den nieuwen Hoofdman (bis)
Hij mag er zijn z’en heele leven lang!
Den nieuwen Hoofdman (bis)
Hij moet er wezen zijn heele leven lang!

II

Wij gingen weer met vlag en trom
Naar feesten in het rond,
En wonnen prijs en Landjuweel,
Dat beter nooit bestond.
’Lijk in den goeden ouden tijd,
En volgens plicht en kaart
Wordt ‘t oud gebruik hier hoog geacht
En met veel zorg bewaard

REFREIN

Den nieuwen Hoofdman (bis)
Hij mag er zijn z’en heele leven lang!
Den nieuwen Hoofdman (bis)
Hij moet er wezen zijn heele leven lang!

III

Wij zijn de schoonste Gild van ‘t land
Te Brussel is ‘t erkend.
Nu gaan we naar Parijs naartoe,
Den eersten prijs gewend.
Rond onzen Hoofdman vast geschaard,
Plezierig, kloek en wijs,
Zoo staan we later weêr bijeen
In ‘t Hemels Paradijs!

REFREIN

Den nieuwen Hoofdman (bis)
Hij mag er zijn z’en heele leven lang!
Den nieuwen Hoofdman (bis)
Hij moet er wezen zijn heele leven lang!